Ondanks dat het al jaren aan de gang is, was ik de laatste maanden toch weer regelmatig verrast over de houding die de politiek aanneemt richting de horeca. Zowel landelijk als lokaal, maar laat ik mij in deze column tot dat laatste beperken.
We kunnen toch met zijn allen inmiddels wel de conclusie trekken dat de gastvrijheids-branche een steeds prominentere plek binnen de samenleving heeft ingenomen? We besteden meer buiten de deur omdat we vooral ook meer momenten buiten de deur besteden. Het aantal eenpersoonshuishoudens stijgt en singles zoeken elkaar doorgaans buitenshuis op. Met recht zijn we als gastvrijheidsbranche een weerspiegeling van onze maatschappij.
Uiteraard heeft de branche ook wel eens last van louche ondernemers en foute gasten. Heel goed om dat ook hard aan te pakken en ervoor te zorgen dat we dat tot nul proberen te beperken – al is nul een utopie. Veruit het leeuwendeel van onze ondernemers behoort echter hele andere kwalificaties te krijgen. Ik noem er even in willekeurige volgorde een aantal op: creatief, sociaal bewogen, doorpakkers, onverzettelijk, loyaal, empatisch. Allemaal prachtige eigenschappen die de wereld een heel stuk mooier maken. Het is ook mede door die gastvrijheidsbranche dat ook onze stad een geweldige ontwikkeling heeft doorgemaakt en nog steeds doormaakt.
Het gros van onze bewoners erkent gelukkig dit belang ook en is trots op zijn stad en de ondernemers. Hoe jammer is het dan toch dat onze politiek zich hier niet in herkent. De vooringenomenheid waarmee politici over horeca denken en praten zorgt ervoor dat er een rem komt op de groei. Beetje bij beetje wordt er iedere keer wat ruimte weggenomen als het gaat om het nachtleven, als het gaat om de wat hardere horeca. Ik houd mijn hart bij het verdere beleid rond de terrassen en de openingstijden daarvan.
BRUISEND UITGAANSPLEIN
Denk even aan de discussie rond het Stadhuisplein waarin zelfs D66 zich tegen de horeca keert. Rotterdamse ondernemers die al jarenlang het toonbeeld zijn van onverzettelijkheid, (feest-)cafés waar eenieder van ons zijn momenten vast wel eens heeft beleefd worden nu ineens weggezet als een probleem. Het geluid zou bijvoorbeeld ineens overlastgevend zijn. Een bruisend uitgaansplein hoort simpelweg bij een grote stad, het deel van het publiek dat ervan houdt, heeft er ook recht op. En of het dan je smaak is of niet, het Stadhuisplein is al sinds mensenheugenis onlosmakelijk verbonden met Rotterdam.
Typisch voor het beleid van onze stad ten opzichte van de horeca was de uitspraak van onze burgemeester over de problematiek op de Nieuwe Binnenweg. Absoluut een feit dat daar moet worden opgetreden tegen criminaliteit, maar de uitspraak ‘dat de focus op horeca zou komen te liggen’ is volledig misplaatst en wederom onnodig negatief stigmatiserend richting horeca. Ik ken heel veel fantastische horecaondernemers in dit gebied die geraakt worden door zo’n uitspraak. De horecaondernemers zijn tenminste onderworpen aan een uitgebreid vergunningstraject en zelfs aan de Wet Bibob om geldstromen te checken. Zou dat ook gelden voor al die zaken waar je accessoires voor je telefoon kan kopen of voor de onvoorstelbare hoeveelheid kapsalons die zich in de stad vestigt?
Als het gaat om de hardere horeca of de nachtzaken, gaat het altijd over de overlast die er plaatsvindt, over de druk op politie en andere diensten. Het gaat nooit over de grote stromen probleemloze bezoekers die onze stad mede kleur geven. Het gaat nooit over de problematiek die juist wordt opgelost door de horecaondernemers. Ondernemers steken veel energie, tijd en geld in het creëren van een veilige uitgaansomgeving en dat lukt ook heel vaak. Het zou naïef zijn om te denken dat er een gastvrijheidsbranche kan bestaan zonder incidenten, dat er nooit overlast wordt veroorzaakt. We zijn namelijk een afspiegeling van de maatschappij, al hebben wij het vaker beter dan slechter onder controle in onze branche dan gemiddeld.
LEGER
Ik vraag me oprecht wel eens af wat er zou gebeuren als de horeca in Rotterdam op een willekeurige zaterdagavond om 18.00 uur zijn deuren sluit. Ik denk oprecht dat het leger nodig is om de orde te herstellen. Wellicht dat er dan wat meer waardering zou komen voor de branche en zijn hardwerkende ondernemers. Nog veel oprechter hoop ik dat het nooit zover komt, dat het stadsbestuur wat vaker zijn waardering uit gaat spreken voor de gastvrijheidsbranche in al zijn geledingen in plaats van dat het hamert op incidenten en daarmee de horecaondernemers in een kwaad daglicht stelt. Hopelijk kunnen we dan met elkaar gewoon verder om de stad te laten doorgroeien, 24 uur per dag te laten bruisen als een wereldstad met ook zijn rauwe randjes. Met voor ieder wat wils. Smaak mag wat mij betreft altijd namelijk, stigmatiseren niet!
Rober Willemsen
21 november 1971 te Rotterdam
Loopbaan: Vijftien jaar diverse banen bij Heineken Nederland, in 2012 overgestapt naar het ondernemerschap. Eigenaar van Melief Bender, Proeflokaal de Pui, Muller&Co en partner in festival OpperDePop. Van 2012 tot 2016 voorzitter Koninklijk Horeca Nederland afdeling Rotterdam, sinds 2016 landelijk voorzitter.
Typisch Rober: “Een betrokken en gedreven levensgenieter, altijd in voor nieuwe uitdagingen.”
Beeld: Antim