De peren van Gijsbert van Randwijk (56) duiken overal op. Van de Nederlandse supermarkten en verzorgingscentra tot bekende restaurants in stad en land. In 1990 startte hij zijn fruitteeltbedrijf in de fraaie Mariapolder te Strijensas. Zijn specialisatie is de duurzame teelt van Hollandse stoofpeer Gieser Wildeman en het Franse ras Saint Rémy. SMAAKmag. nam een kijkje in de boomgaard.
Het regent pijpenstelen als we op een dinsdagmiddag naar de boomgaard aan de rand van de Hoeksche Waard tijgen. “Stevige stappers en regenjas aan,” instrueert Loraine de Jonge, verantwoordelijk voor de marketing voor Ranfru Stoverij, ons in een kort telefoongesprek vooraf. We gaan immers naar buiten.
Drie kwartier later staan we in een kleine loods in de boomgaard. Gijsbert van Randwijk verwelkomt ons met een gulle glimlach en een stevige hand. Mensen vertellen over – en rondleiden door – zijn boomgaard is voor hem geen straf, verraadt de opgewekte glans in zijn ogen.
“Zullen we?” Hij gebaart naar buiten en gaat ons voor de boomgaard in. De groene graspaden tussen de bomen lijken eindeloos lang en met de verse regendruppels op de peren zou je er al bijna een hap van nemen. “Niet doen hoor,” waarschuwt Gijsbert lachend. Voor de eerste Gieser Wildeman blijft hij staan en neemt een peer op ooghoogte even in de hand. Hardgroen, klein van stuk: ze moeten nog wat groeien. De derde week van september is de Gieser Wildeman rijp voor de pluk, weet Gijsbert nadat hij zijn kundig oog over de vruchten heeft laten glijden.
LIEVER FRUIT DAN SNOEP
Het vak van fruitteler werd hem met de paplepel ingegoten. Samen met zijn vader had hij een bedrijf in de Betuwe. “Appels en peren,” licht hij desgevraagd toe. “Maar het bedrijf was te klein voor twee inkomens, dus drie dagen per week werkte ik elders. Dat beviel niet, dus toen deze boomgaard te koop kwam te staan, ben ik er met mijn vrouw heengegaan.” Dat is nu 29 jaar geleden. “Goh…” Gijsbert kijkt even om zich heen, alsof de omvang van drie decennia nu pas goed tot hem doordringt. “Het is hard gegaan.”
Lust hij het nog, al dat fruit dat hij met de paplepel kreeg ingegoten? Hij lacht even hartelijk: “Zeker! Vooral de kersen – die blijven mijn favoriet. Maar appels en peren eten wij ook veel. Mijn kleindochters eten liever fruit dan een prakje of snoep.” Hij denkt even na, vervolgt dan: “Hoewel snoep er ook altijd wel ingaat”
KOELVERSE STOOFPEREN
Een boomgaard van negen hectare, en dat zijn alleen nog maar de peren. Maar liefst zeshonderd bomen, en dan hebben we het alleen over de Gieser Wildeman. We moeten ons niet laten misleiden door de romantiek: hier staat namelijk één van de marktleiders in koelverse stoofperen, met afnemers door heel Nederland en België, van supermarkten tot groothandels, verzorgingstehuizen, grote hotelketens en bakkerijen. De zaken gaan de ondernemer voor de wind. Toch is dat niet altijd zo geweest: “In eerste instantie begonnen we hier met alleen appels en peren,” vertelt Gijsbert. “Later zijn we ook kersen gaan doen – dat is namelijk een heel leuke teelt. De eerste paar jaar waren goede jaren, maar toen braken er slechte aan in de fruitteelt. Overproductie, een slechte prijs. Ik realiseerde me dat ik er wat bij moest gaan doen.”
Dat was het moment dat Gijsbert begon met het bereiden van stoofperen. “Eigenlijk uit nood geboren,” bekent hij met een glimlach. “Ik ben de peren gaan schillen en koken en ging ermee langs supermarkten. Die hadden er eerst geen oren naar; mensen maakten hun stoofperen zelf, dat kocht je niet in de winkel, was het aanvankelijke idee.” Gijsbert hield voet bij stuk. Hij is het verder gaan uitzetten, liet mensen proeven en langzaamaan kregen supermarkten interesse. “We maken de smaak zo dat iedereen het kan aanpassen. Je kunt de peren opwarmen, zachter koken of nog wat zoeter maken. Zo heeft iedereen de peer die hij of zij lekker vindt.”
De meeste mensen kennen vooral de Gieser Wildeman als stoofpeer, een beeld waar Gijsbert nog wel wat over te zeggen heeft. “Een heerlijke peer natuurlijk, met een fijne structuur. Je hoeft weinig toe te voegen om hem zoet en rood te maken – die eigenschappen maken ‘m geliefd. Maar we hebben evengoed peren, zoals de Saint Rémy, die langer houdbaar én net zo lekker zijn als je ze goed klaarmaakt. Zo kunnen wij het hele jaar leveren.” Bij Ranfru worden de peren bereid in Aronia bessensap, maar met kerst wordt er een speciaal recept met wijn van stal gehaald.
STIEREN
Iedere ochtend is Gijsbert van Randwijk te vinden in de boomgaard. Hij heeft een bedrijfsleider in dienst die snoeit en alle ‘teelttechnische handelingen’ verricht, maar zelf is hij evengoed bij alles betrokken. “Ik kijk elke morgen of alles er goed bij staat, wat eventueel vervangen moet worden.” Hij bukt en legt uit: “Kijk maar naar de stammen. Toen wij de boomgaard overnamen, waren deze bomen al zes jaar oud. De onderstam bepaalt de groeikracht van een boom en als ze te hard groeien, worden ze onvruchtbaar. De wortels moeten soms worden afgesneden.”
We verplaatsen ons naar Strijen. Hier huist niet alleen het hoofdkantoor maar ook de ‘fabriek’ waar de peren gestoofd worden. Gijsbert, niet zonder trots: “Schillen doen wij nog altijd met mesjes. Het kost meer tijd, maar zo blijft de peer beter behouden en bovendien mooier. We hebben een tijdje gestoomschild, maar daar kwamen we van terug.”
Hij gaat ons voor langs een lopende band waar de peren overheen gaan; de peren worden gewassen, geschild en uiteindelijk gekookt. Te kleine peren worden zonder pardon uit de machine gegooid, maar krijgen een ander doeleinde: “Binnenkort starten we met het koken in eigen sap,” licht Gijsbert toe. “En alle resten – de pulp, zeg maar – gaan naar een boerderij in de buurt. Wist je dat stieren gek op peren zijn?”
Aan het eind van de rit treffen we de potten zoals we die bij onze supermarkt zien staan. Overigens niet alleen peren, maar ook appelmoes en zelfs rabarber. Op dit moment is de productieruimte leeg, maar het is niet moeilijk voor te stellen dat het hier overdag een bedrijvigheid van jewelste is.
BESTE RESULTAAT
Ziet Gijsbert zichzelf als een boer of een teler? Hij denkt even na. “Van origine ben ik fruitteler,” besluit hij, “maar ik ben ook ondernemer. Ik stel mezelf steeds de vraag: waar wil ik naartoe, hoe kan ik innoveren? De innovatie zit nu vooral in kersen, in nieuwe rassen en het zoeken naar een bredere afzetmarkt.” Als ondernemer moet je durven investeren, stelt hij: “Kansen in de markt zien en die oppakken. Zoals destijds met de bereiding van stoofperen, daar heb je apparatuur voor nodig. Ik begon met niets en durfde veel risico te nemen. Nu ben ik voorzichtiger geworden maar nog altijd bezig met nieuwe dingen en uitdagingen. Het moet niet saai worden.”
Lastig wordt het om personeel te vinden. Gijsbert zucht even. “Ja, dat is een uitdaging. In bijvoorbeeld Polen gaat het economisch steeds beter, die mensen komen hier niet meer werken. Het is een vergrijsde sector. Je ziet dat er nu steeds meer gewerkt wordt met oogstmachines – appels kunnen al geplukt worden met robots. Voor peren is dat, door de lange steel, een stuk lastiger. Maar wie weet wat de toekomst brengt.”
Het loopt tegen etenstijd. Straks schuift Gijsbert aan de keukentafel waar zijn vrouw een heerlijk maal heeft bereid. “Want koken doe ik thuis niet,” lacht hij, “dat kan mijn vrouw veel te goed.”
‘Als ik de gevulde kratten in een vrachtwagen weg zie rijden, denk ik: ‘YES,weer gelukt!’
Waar zit voor hem de liefde voor het vak, willen we nog weten. Gijsbert, weer een glinstering in zijn ogen: “Het hele jaar door doe je alles voor het beste resultaat. Kijken naar wat nog beter kan, hoe je het het jaar erop anders doet. Als het resultaat dan goed is, ben ik enorm trots. En als ik de kratten weg zie rijden, denk ik: YES, weer gelukt!”
Of zijn drie dochters en drie schoonzonen een toekomst in het bedrijf hebben, durft hij niet te zeggen. “Het zou leuk zijn, maar ze moeten er echt zin in hebben en het moet hen in de vingers zitten. Maar joh, ik heb het nog veel te veel naar zin. Ik denk niet aan stoppen!”
Beeld: Marieke Odekerken