Rotterdammers met smaak mogen in SMAAKmag. opscheppen, met of zonder dat korreltje zout. En als je dan bij Sander de Kramer gaat eten, krijg je uiteraard een typisch Afrikaans prakkie op je bord. Of nou ja, op een gezamenlijk bord natuurlijk. “Doen ze daar ook”, lacht de weldoener zijn bulderende lach. Om vervolgens een stoot vrienden in Sierra Leone te videobellen om trots te laten zien wat hij heeft gemaakt.
Als we binnenstappen spreidt Sander zijn armen voor een dikke knuffel. Kom maar op, het mag weer. Hij heeft speciaal zijn Afrikaanse verschoning aangetrokken, meldt hij opgewonden. Een witte, wijde blouse met ijsblauwe stiksels op de borst en mouwen. “Gemaakt door voormalige straatprostituées die op onze school in Sierra Leone een opleiding krijgen”, glundert hij. “Wacht”, roept hij enthousiast. “Ik doe dat jasje er ook bij aan! Hebben die meiden ook gemaakt.”
Het hysterisch bontgekleurde colbert zit een tikkie strak om de schouders en vloekt als de neten bij de rest van zijn outfit. Zijn vrouw Wendy neemt hem dan ook in bescherming: “De Kramer… dat kan dus echt niet.” Hij sputtert nog wat tegen, maar geeft zich al snel gewonnen. Het colbert gaat op een stoel en de kat neemt bezit van het jasje.
Op naar de keuken, waar de avond zijn vervolg krijgt. Het is niet groot, net als de rest van huize De Kramer, maar wel knus. We beginnen met een wijntje en zoals alles bij Sander heeft ook de wijn een verhaal. “El Goru, vernoemd naar een kluizenaar en kunstenaar die vele vrouwen en één wijngaard had. Een soort Spaanse Anton Heyboer. De wijn wordt gemaakt als een soort ode aan hem.” Sander schenkt een gul glas en proost op een mooie avond.
KONTJE VAN DE UI
De Rotterdammer, bekend van de Straatkrant waar hij vijftien jaar lang hoofdredacteur van was, en van zijn stichting die kinderen in West-Afrika een toekomst geeft, heeft iets bijzonders in petto: “We eten cassava leaf vanavond. De maaltijd van het volk.” Dan vervolgt hij samenzweerderig: “Maar je moet die bladeren wel goed uitkoken, anders zijn ze giftig. Of het goed is gegaan? Dat weten we pas aan het eind van de avond!” Hij schiet weer in de lach en kijkt Wendy vragend aan. Yep, tijd om te koken.
Dat doet de weldoener uit Rotterdam meestal niet zelf. Hij knipoogt en steekt een cassavekroepoek met zoete aardappeldip in zijn mond: “Wendy zegt dat ik een expert ben in bestellen. En ik geef toe dat er niemand zo goed pizza bestelt als ik.” Maar vanavond gaat hij zelf achter het fornuis. Of nou ja, op strategische momenten neemt hij op aanwijzing van zijn vrouw het koken even over. Olie in de pan doen, gaat hem bijvoorbeeld uitstekend af. Biologische palmolie uit Afrika is het, niet te verwarren met de milieuverwoestende palmolie die je in zo veel producten terugvindt. Hij knijpt een halve fles leeg boven de pan. Daar gaan de uitjes in die Wendy staat te snijden. “Wist je dat je niet gaat tranen als je het kontje aan de ui laat zitten bij het snijden?”, verklapt ze een wijsheid uit grootmoederstijd die ons in ieder geval ontschoten was.
DE KAT EN DE RAT
Als de ui in de pan gaat, ontstaat er een hels gespetter dat het fornuis en de witte tegels erachter van een bloedrood spetterpatroon voorziet. Sander is vegetariër en dat was wel een dingetje toen hij voor het eerst cassava leaf kreeg geserveerd: “Dit is het hoofdvoedsel van Sierra Leone, ze stampen het fijn in grote houten potten en eten het twee keer per dag: in de ochtend en in de avond. Met vlees als het even kan. Verder eten ze tussen de middag alleen wat fruit. Dat ik geen vlees of vis eet, vonden ze vreemd. Ik vertelde dat ik een Afrikaans hart heb: voor de kust vissen supertrawlers uit het Westen de zee leeg, dus ik eet geen vis. Nou, dat vonden ze natuurlijk prachtig. En inmiddels hebben ze elke vrijdag vegetarische dag op onze scholen. Hoe mooi is dat?!”
Over vlees gesproken, daarover heeft Sander nog een mooi verhaal. “Weet je dat kat een delicatesse is in het zuidoosten van Sierra Leone? Wij hebben er een eigen lemen hut. Toen wij daar waren met een sponsor van mijn stichting en zijn vrouw, kwam er een kleine kitten aanlopen. Wendy en die vrouw waren bang dat het beestje doodgemaakt zou worden. Dus ik zei: ‘We laten hem even scharrelen in onze hut, wie weet vangt hij nog een schorpioen of een insect.’ Horen we opeens een hard geknaag. ‘Kggt… kggt’. Zit dat poesje onder tafel een enorme rat op te vreten. Alleen de staart hing nog uit zijn bekkie. Ik heb hem Lion genoemd en overal in het dorp dat verhaal verteld. Geen kat is zijn leven zeker in Sierra Leone, maar niemand durft aan de kat van Chief Ouwe Dibbes te komen. Die zit altijd in onze hut te wachten op ons en als wij aankomen, komt hij spinnend aandrentelen. Lachen, toch?! En het voordeel: ik weet nog steeds niet hoe kat smaakt.”
ANANASKROON
Vegetarisch zijn in Afrika heeft nog een voordeel gehad: Sander ging zich via zijn stichting verdiepen in waar eten vandaan komt. Zijn stichting bevrijdt niet alleen kinderen uit de mijnen en bouwt scholen om ze een goede toekomst te geven, ze heeft ook vele duizenden voetbalvelden aan landbouwgrond. “Daar verbouwen we alles zelf. Wist je dat je één rijstkorrel poot en er bij een gezonde oogst zeven opkomen? Daar eten we er vijf van op en twee gaan er terug de grond in. Zo kun je je productie snel uitbouwen. En als je een pinda in de grond stopt, groeit er een enorme sliert waar twintig pinda’s aan groeien. En wist je dat de kroon van een ananas het zaad is? Zet die kroon in de grond en er groeit een ananas aan.”
Bij Sander in huis wordt internationaal gegeten, bekent hij, terwijl hij zit te klooien op zijn Fairphone. “De enige waar geen kobalt in zit dat door kinderhanden uit de mijnen gehaald is. Maar ik heb die knopjes nog niet altijd onder controle.” Ineens schiet de volumeknop naar standje tien en schalt Pata Pata van Meriam Makeba door de ruimte, de wereldhit uit 1966 van the Queen of Afrika. Als iedereen aan tafel bekomen is van de schrik, gaat Sander verder: “Oost-Duits! Dat is echt een fantastische keuken!” Hij schiet in de lach. “Geintje, moet kunnen. Ik ben fan van de Aziatische keuken. Landen als Nepal, India, Afghanistan en Sri Lanka hebben groente als hoofdmenu. Niet-vegetarisch is een afgeleide op het menu. Dan heb je iets te kiezen. Als wij uit eten gaan, moeten we selecteren waar we heen kunnen. In veel restaurants word je nog altijd afgescheept met portobello en geitenkaas. Dan word je niet serieus genomen en anno 2022 kan het ook gewoon écht niet meer.”
En ingewikkeld hoeft het niet te zijn, is hij stellig. “Als ik bij mijn vriend Herman den Blijker ga eten, dan verrast hij me altijd met bijzondere dingen. Truffelsoep vooraf en een hoofdgerecht met speciaal bereide knolselderij? Ik verzin het niet bij elkaar maar het is fantastisch.” Eenvoud is de sleutel, wil hij maar zeggen. Net als de dis van de avond dus: gestampt blad van de cassave. Met rijst. “En het mooie is, die cassave groeit gewoon in het open veld. Als je er langsloopt, zie je allemaal omgekeerde colaflesjes met bruine drab erin. De geesten van voorvaderen die waken over de planten. Wie een plant jat, is verdoemd. Dus ook al hebben ze geen nagel om aan hun kont te krabbelen, ze blijven van die cassavebladeren af.”
PINDAKAAS
Wendy zet intussen een grote bak rijst en twee schalen met een groenige drab op tafel. Cassaveblad mét en zónder pindakaas. “Sander vindt het zonder lekkerder, ik eet het liever met. Dan is de smaak nog rijker. Het moet lang opstaan en een tijdje op tafel nagaren. Dan kan het wat indikken en wordt het nog lekkerder.” Ter begeleiding gaat Salif Keita aan, een albino uit een koninklijke lijn. “Door zijn familie afgewezen omdat hij albino is, maar vervolgens is hij heel groot geworden als muzikant”, geeft Sander uitleg. Waarna zijn Fairphone nog een keer bokt en ook Salief op vol volume door de woning schalt.
De muziek gaat snel weer uit, want nu Sander toch zijn telefoon vastheeft, is het wel tijd om met trots een handvol vrienden in Sierra Leone te bellen. Het is per slot van rekening niet elke dag dat er aan de andere kant van de wereld cassava leaf op het menu staat. Hij doet zijn haar goed en zet vast een brede glimlach op. Dan verschijnt Mohamed Foday in beeld, bestuurslid van Sanders stichting. Zijn glimlach wordt nóg breder: “Ouwe dibbes!! Tantoe koe!! Let me show you the cassava leaf that Wendy made!!” In het beeldscherm verschijnen net zo brede glimlachen en klinkt een instemmend: “Okidoki Sander!”
“Je kan het me twintig dagen twee keer per dag voorzetten en dan nog ga ik stralen”, beweert hij als hij de volgende in zijn lijstje belt. Ook Atto Mensah gaat keihard lachen als hij het cassaveblad op de keukentafel herkent. Atto is een oud-profvoetballer en nu bondscoach van Sierra Leone. Sander is nog een tijdje assistent geweest. Toen liep het hele elftal in Robey, het Rotterdamse sportmerk van de familie Bey. Atto: “Wendy made it?! Fantastic.” Dan kijkt hij wie er nog meer aan tafel zit en voegt er blij aan toe: “Sander made us love vegetarian food! This is our food!”
Als Wendy klaagt dat de rijst inmiddels koud wordt, gaat Sander staan en begint hij op te scheppen. En dan lijkt hij even te twijfelen… “Dit hoort toch niet zo?”, mompelt hij om vervolgens twee grote schalen te pakken waarop hij alles bij elkaar gooit. Hij duwt iedereen een lepel in de hand: “Prettige wedstrijd, jongens. En als je het niet te hachelen vindt, moet je het ook zeggen, hè.” Om na drie happen tot de conclusie te komen dat hij de variant met pindakaas toch lekkerder vindt dan die zonder. Hij gooit er maar weer eens een brede glimlach uit. “Wat maakt het ook uit? Cassaveblad houdt me op de been als ik in Afrika ben. Hier kun je me ’s nachts voor wakker maken, hoor.” Hij schenkt nog een grote bel El Goru in. Want wat Sander de Kramer bovenal op de been houdt, is genieten van het leven.
Beeld: Aldwin van Krimpen