Zonder jagers geen wild. Met dorpsjager Dirk-Jan Polak (54) uit Poortugaal verschuilen wij ons tussen de lange maistakken. Wat boven het maaiveld wordt gewaardeerd, is boven het maisveld niet toegestaan: het hoofd mag er niet bovenuit steken. Jagen vraagt om de nodige skills. Jagen is een vak apart.
We hebben helemaal niets te verbergen, bedenken we als we ‘s nachts om kwart voor vier voor onze kledingkast staan. De kast puilt uit maar geen broek en geen shirt in grasgroen of zandkleur of een andere camouflagekleur. We mochten vooral niet opvallen van Dirk-Jan Polak. Met een grijs jasje hopen we vandaag onopgemerkt te blijven in de natuur.
We zijn de enigen in de Maastunnel, we zijn de enigen op de Groene Kruisweg. Regio Rotterdam is in diepe slaap. Het is zelfs zo stil dat we de wekker bij Dirk-Jan Polak horen afgaan. Terwijl wij in de auto op het erf van zijn dijkhuis op de grens van Rhoon en Poortugaal een geeuw proberen te onderdrukken, springt hij uit de veren. Zijn brede grijns verdwijnt niet met het ochtendgloren, Dirk-Jan Polak lacht non-stop. “Waarom zou je chagrijnig zijn?”
Gisteravond appte hij ons een vrolijke video van de schuilplek pal aan een vliet die hij met riet en stro had opgebouwd in polder Hooge Heerlijkheid Albrantswaard – Albrantswaard met een t in dit geval. “Het is geen architectonisch hoogstandje,” excuseerde hij zich onnodig. “Functioneel is het hutje echter wel. We kunnen ons erin verstoppen, en daar gaat het om.” Dirk-Jan Polak is jager, en we mogen vandaag met hem en Cylian mee naar het jachtdomein – een akkerbouwgebied van circa 90 hectare tussen de dijk en het dorp. Cylian is een 2-jarige heidewachtel ofwel een kleine münsterländer, een Duits ras dat bekendstaat als een allround jachthond. Cylian heeft energie voor een roedel. Stilzitten ‘zit’ niet in zijn genen. “Kom voor,” roept zijn baasje hem herhaaldelijk tot de orde. Uiteindelijk volgt hij het commando op.
Dirk-Jan Polak heeft zijn plannen last minute moeten wijzigen. Bij het verjagen van de ganzen is een boer onopgemerkt met zijn tractor over het groene hutje gereden. Er is niets over van zijn bio bivak. Het geeft des te meer aan hoe slim en gedekt de mini-schuilplaats stond opgesteld.
Het maisveld naast het net gemaaide tarweveld wijst de lokale weidman aan als alternatieve beschutting. In een recordtempo loopt Dirk-Jan Polak met Cylian over de stoppels. De zon gaat bijna op, er is geen tijd te verliezen. Zodra het licht wordt, trekken de ganzen vanaf de Oude Maas in het zuidwesten richting de polder. Met het grootste gemak, bijna atletisch, springt hij over een brede sloot. We doen het hem niet na. “Voor jagers is slootje springen zo vanzelfsprekend. Eigenlijk hebben we heel bijzondere skills.”
HOLLANDSE JUNGLE
Het risico weg te zakken in de blubber vermijden we liever. We pakken daarom een andere, langere route naar de overkant. We klimmen over boerderijhekken, het prikkeldraad voorzichtig vermijdend. We lopen langs een kudde schapen die net ontwaakt om ons vervolgens een weg te banen door de lange takken en vele voermaisbladeren. Al klauterend door de Hollandse jungle krijgen we van Dirk-Jan Polak een lesje flora en fauna. “Kijk daar, een brede wespenorchis.”
Hij is een kind van het eiland IJsselmonde. Zijn wieg stond 54 jaar geleden in Rhoon, zo’n kilometer verderop. “Ik zou in hartje stad niet kunnen aarden.” Zijn ouders waren – zonder het in de gaten te hebben – destijds met Tuinderij Polak pioniers. “Ze teelden 30 tot 40 gewassen, vollegrondsgroenten als boerenkool, Chinese kool en spruiten. Die groenten verkochten ze in een schuur op het erf. De groenteboer uit het dorp was het daar niet mee eens. Hij vond dit oneerlijke concurrentie. Hij spande een proces aan, een proces dat tot aan de Hoge Raad is opgelopen. Mijn ouders zijn uiteindelijk in het gelijk gesteld, en daarmee was de eerste gereguleerde boerderijwinkel van Nederland een feit.” In 1995 nam Dirk-Jan deze winkel over om ‘m tien jaar later te verkopen. Tegelijkertijd is hij gestopt met het telen van gewassen. Hij heeft zich met Hollands Wild volledig toegelegd op het verduurzamen van wild ‘omdat de keten niet meer klopt’.
Hollands Wild is zijn ‘echte’ werk, jagen zijn hobby. “Je hebt in Nederland maar een handjevol beroepsjagers, veelal in dienst bij Staatsbosbeheer. Jagers kun je vergelijken met vrijwillige brandweerlieden en imkers. Liefdewerk oudpapier.”
Ergens in het maisdoolhof houdt Dirk-Jan Polak halt. We worden gesommeerd te zitten want als we blijven staan hebben de vogels ons in de gaten. Het grijze jasje blijkt een ongelukkige keuze. En de witte blocnote – oldschool journalistiek – werkt eveneens averechts. Lichte kleuren zijn geen lokaas. We stoppen het schrijfblok diep in de tas. Met die zwarte tas vallen we eens niet uit de toon.
Fluisteren hoeven we daarentegen niet. “Met praten schrik je ganzen en duiven niet af,” weet onze gids. Jaag je op groot wild, leert hij ons, dan dien je je stemgeluid op de zachtste stand te zetten. “Jagers zijn net dierengedragsdeskundigen.” Het gegak van de grauwe gans en dat van een Canadese gans doet hij moeiteloos na. Een lokfluit doet het verdere werk.
GETRAIND OOG
Vanuit het maisveld richt hij zijn hagelgeweer op het maaiveld. “Ganzen zijn gek op tarwe, zowel voor als tijdens als na de oogst.” Voor en tijdens de oogst heet de ganzenjacht schadebestrijding, na de oogst wordt ‘ie geschaard onder populatiebeheer. Bepaald is dat 100.000 ganzen in Nederland de limiet is, ons land telt er over de 600.000.
De zorgen over het wildoverschot zijn niet nieuw. “Mijn vader was officieel geen jager, hij was meer een stroper, want geen akte. Maar hij plaatste klemmen om hazen te vangen, en hij ging het veld op met een windbuks ter voorkoming van wildschade.”
Tot 25 meter kan Dirk-Jan Polak met dit geweer schieten. Als jager moet je gevoel voor afstand hebben. Als jager moet je bovenal over een engelengeduld beschikken. “De ene keer schiet ik 20 ganzen per twee uur, de andere keer valt er bijna niet te schieten omdat er weinig voorbij vliegt. De natuur laat zich niet leiden.”
Tot 25 meter kan Dirk-Jan Polak met dit geweer schieten. Als jager moet je gevoel voor afstand hebben. Als jager moet je bovenal over een engelengeduld beschikken. “De ene keer schiet ik 20 ganzen per twee uur, de andere keer valt er bijna niet te schieten omdat er weinig voorbij vliegt. De natuur laat zich niet leiden.”
Hem ontgaat werkelijk niets. Hij merkt de haas achterin het gras gelijk op, de buizerd op de rand van het bassin heeft hij eveneens meteen in de smiezen. We praten over grote afstanden, zonder verrekijker. Zulke goede ogen? “Het is meer een getraind oog. Ik jaag al 35 jaar.” Ganzen hoort hij van verre aankomen. “Ze vliegen meestal in koppels maar soms vliegen ze ook afgezonderd.” Duiven produceren geen geluid in de lucht. “Duiven zijn om meerdere redenen gemakkelijk te onderscheiden van ganzen. Ze zijn niet alleen kleiner, ze vliegen ook harder.”
Het eerste schot is gelijk raak, in een fractie, in minder dan een seconde. Het blijkt een kraai. Levenloos valt hij in het maisveld neer. “Kraaien zijn niet geschikt voor consumptie. Dode kraaien worden opgegeten door wespen en andere insecten.”
Dirk-Jan Polak schiet zelden mis. Elk verkeerd schot kost geld. “Een patroon kost 0,35 eurocent. Dat lijkt misschien niet veel, maar als je er vaak naast zit, loopt het snel op.” De tweede vangst is een houtduif. Cylian springt over de sloot het veld in om de houtduif op te rapen. Niet veel later constateert hij een nieuwe zwerm duiven. “Oh wacht, dit zijn holenduiven. Holenduiven zijn beschermd. Daar mag je niet op schieten.” Het blijkt maar weer dat je scherp moet blijven als jager. Je mag geen moment verslappen. “In deze polder lopen ook reeën. Op een reebok mag je van mei tot en met september jagen, op een reegeit van januari tot en met half maart. De bokken en de geiten zijn met enige kennis te scheiden maar bij de reekalveren is het bijna niet te zien.”
Het klinkt tegenstrijdig. Jagen doet hij uit liefde, uit respect voor alles wat groeit en bloeit. Door te jagen houdt hij de natuur in evenwicht. Het geschoten wild verwerkt hij zelf of laat hij – in drukke tijden – elders slachten. Met zijn vlees wordt in elk geval niet geknoeid. “Het is wild en in wild kun je soms een kogeltje aantreffen. Daar moet je voor waken. Verder is het kakelvers en onbewerkt.” Hij levert namens Hollands Wild aan restaurants als Belèn, Aloha en Herberg Tiengemeten en aan diverse boerderijwinkels en biologische winkels. Voor de liefhebbers verkoopt hij kant-en-klare wildstoof als eenpansgerecht. “Deze combineert lekker met rijst, of met aardappelen en rodekool.”
Voor de gans breekt hij een extra lans. “De gans verdient meer aandacht op het bord. We aten gisteren gestoofde gans, bereid van het borstvlees, met spaghetti. Mij kun je niet veel blijer maken.”
Beeld: Vincent van Dordrecht